De obligaties van de Confederate States.

Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) zijn door de zuidelijke staten, de Confederate States of America, obligaties uitgegeven om de oorlog te financieren. Dit verhaal geeft een verklaring voor het grote aantal van deze obligaties met een Nederlands belastingstempel.

De verkiezing van Abraham Lincoln tot president van de Verenigde Staten van Amerika.

In 1860 wordt de Republikein Abraham Lincoln tot president van de Verenigde Staten van Amerika verkozen. Het verkiezingsprogramma van Abraham Lincoln was voor 11 zuidelijke staten reden om zich af te scheiden van de Verenigde Staten van Amerika.

De belangrijkste bezwaren tegen het verkiezingsprogramma waren gericht tegen het plan om de macht van de afzonderlijke staten te beperken. Vooral de zuidelijke staten hadden volgens president Lincoln te veel macht. Maar ook de voorgestelde invoering van federale belastingen en de beperking van de slavernij waren belangrijke redenen voor de afscheiding door de zuidelijke staten.

De economische verschillen tussen de noordelijke en zuidelijke staten waren zeker ook een belangrijke factor in het conflict. In de noordelijke staten was de industrie inmiddels uitgegroeid tot de belangrijkste economische sector en was de slavernij beperkt. In de zuidelijke staten was de landbouw en vooral de katoenteelt de belangrijkste bron van inkomsten en werden slaven op grote schaal ingezet. Van de totale bevolking van de zuidelijke staten, zo’n 9 miljoen mensen, was bijna de helft slaaf.

De door president Lincoln gepropageerde wijzigingen met betrekking tot de slavernij zouden in de zuidelijke staten dus veel meer gevolgen hebben dan in de noordelijke staten.

De oprichting van de Confederate States of America.

Op 4 februari 1861 sloten de staten Zuid-Carolina, Mississippi, Florida, Alabama, Georgia, Louisiana en Texas zich aaneen tot de Confederate States of America. Enkele dagen later besloten Virginia, Arkansas, Noord-Carolina en Tennessee zich hierbij aan te sluiten. De staten Missouri, Kentucky, West Virginia, Maryland en Delaware, waar slavernij ook veel voorkwam, besloten deel van de Union te blijven.

De positie van de verschillende staten in het conflioct. Bron: Maps ETC.

Na het opstellen van een voorlopige grondwet werd Jefferson Davis verkozen tot eerste president van de Confederate States of America.

De in de zuidelijke staten aanwezige militaire bases bleven na de afscheiding trouw aan president Lincoln en de Union. De zuidelijke staten eisten daarom dat de noordelijke staten de militairen zouden terugtrekken. Dit gebeurde niet, president Lincoln wilde deze militaire bases juist bevoorraden. Daarom werd Fort Sumter op 12 april 1861 door zuidelijke troepen aangevallen en na enkele dagen strijd veroverd. Dit was het begin van het militaire conflict tussen beide partijen.

De financiering van de oorlog.

Het voeren van een oorlog kost geld en dus moesten de beide partijen op zoek naar middelen om de oorlog te financieren. De noordelijke staten besloten dit geld grotendeels zelf op te brengen, onder meer door de invoering van de eerste federale inkomstenbelasting door president Lincoln.

Door de zuidelijke staten werd besloten om gezamenlijke obligaties uit te geven, de Confederate States obligaties. Ook in Engeland was veel interesse voor deze obligaties zeker nadat de minister van Financiën, Gladstone, verklaarde te verwachten dat de afscheiding van de zuidelijke staten definitief was. De Engelse beleggers verkochten hun effecten in de noordelijke staten en kochten in plaats daarvan de door de zuidelijke staten uitgegeven obligaties.

Het belang van de katoen productie voor de zuidelijke staten.

In de zuidelijke staten draaide alles om de katoenteelt, vandaar ook de uitdrukking “Cotton is King”. Met hun katoenteelt waren de zuidelijke staten de belangrijkste producent van katoen ter wereld.

In Europa waren Frankrijk en Engeland de belangrijkste afnemers van deze katoen. Engeland was wereldleider als het ging om de productie van katoenen stoffen en de katoenindustrie was ook verreweg de grootste industrie van het land. In de katoenindustrie werkten meer dan 600.000 mensen maar bijna vier miljoen mensen waren voor hun levensonderhoud afhankelijk van deze industrie. Voor het uitbreken van de burgeroorlog was 80% van de door Engeland geïmporteerde katoen afkomstig uit de zuidelijke staten.

De “King Cotton Diplomacy”.

De regering van de zuidelijke staten dacht van deze economische relatie gebruik te kunnen maken met een strategie die de “King Cotton Diplomacy” werd genoemd.

Het plan was om een schaarste aan katoen te creëren om landen als Engeland en Frankrijk te dwingen om de Confederates States te erkennen en ook militair te steunen. Het plan werkte echter niet, door de dreiging van een conflict waren uit voorzorg in Europa ruime voorraden katoen opgebouwd. Het wegvallen van de aanvoer van katoen uit de zuidelijke staten had daarom geen direct effect op de katoenindustrie.

Net als andere landen hebben ook Frankrijk en Engeland de Confederate States of America nooit officieel erkend. Men bleef neutraal omdat het conflict werd gezien als een intern conflict van de Verenigde Staten. Erkenning van de Confederate States zou ook worden gezien als een oorlogsverklaring aan de Verenigde Staten.

De Erlanger katoenlening van 1863.

In 1863 wordt door de Franse bank Emile Erlanger & Co. een bijzondere lening aangeboden om geld op te halen voor de zuidelijke staten. De lening wordt alleen in het buitenland aangeboden omdat de obligatiehouders de keuze hebben om bij de aflossing uitbetaald te worden in katoen. In de voorwaarden van de lening is vastgesteld dat gerekend wordt met een prijs van 6 pence per pound (0,4535924 kg) katoen. Omdat er 240 pence in het Engelse pond zitten is iedere Engelse pond dus goed voor 40 pound katoen.

Voor het uitbreken van de oorlog lag de marktprijs voor een pound katoen tussen de 6 en 7 pence. Op het moment dat de obligaties worden uitgegeven is de oorlog in volle gang en ligt de marktprijs voor een pound katoen rond de 24 pence.

De obligaties worden uitgegeven in stukken van £100, £200, £500 en £1000 en zijn op verzoek van de obligatiehouder aflosbaar met respectievelijk 4000, 8000, 20000 en 40000 pound katoen.

De lening wordt in 20 jaar afgelost door halfjaarlijkse uitlotingen te beginnen op 1 maart 1864. Omdat bij het afsluiten van de lening niet duidelijk is hoe lang de oorlog nog zal duren zijn voorwaarden opgenomen over de uitlevering van de katoen.

In vredestijd zal de katoen uitgeleverd worden in de havens van Charleston, Savannah, Mobile of New Orleans. Gedurende de oorlog wordt de katoen uitgeleverd op een nader te bepalen plaats in de zuidelijke staten die niet meer dan 10 mijlen verwijderd is van een spoorweg of waterweg. Het verdere transport en het doorbreken van de blokkades van de noordelijke staten is voor rekening en risico van de kopers.

De verkoop van de obligaties.

Deze katoenlening werd aangeboden in Engeland, Frankrijk, Duitsland en Nederland. De bank Emile Erlanger & Co. verzorgde de verkoop van de obligaties in Frankrijk en Duitsland. In Engeland en Nederland werden de obligaties aangeboden door B.H. Schröder & Co.

In Duitsland en Nederland was de verkoop van deze obligaties geen succes maar dit werd ruimschoots gecompenseerd door de verkoop in Engeland waar de lening meerdere malen was overtekend.

De condities van de lening.

Door het gebrek aan inkomsten uit katoen zaten de zuidelijke staten in een penibele financiële positie. De bank Emile Erlanger & Co. kon daarom zeer gunstige voorwaarden voor deze lening bedingen.

De lening werd beleggers aangeboden tegen 90% van de nominale waarde, maar er werd overeengekomen dat de bank slechts 77% aan de zuidelijke staten zou betalen. Voor de verkoop van de obligaties werd door de bank een provisie van 5% in rekening gebracht. Daarnaast werd voor de afwikkeling van de rentebetalingen en de aflossingen ook nog 1% aan kosten in rekening gebracht. Van de totale lening van £ 3.000.000 kwam uiteindelijk meer dan £ 500.000 bij de bank terecht.

De steunaankopen voor de lening.

De koers van deze lening blijkt vooral afhankelijk van het verloop van de oorlog. Bij overwinningen van de zuidelijke staten gaat de beurskoers omhoog en bij nederlagen gaat de koers omlaag.

Kort na de beursintroductie daalt de koers van de obligaties, door enkele nederlagen van de zuidelijke staten, tot onder de uitgiftekoers van 90%. Door deze koersdaling ontstond er angst dat beleggers, die ervoor hadden gekozen om in termijnen te betalen, hun verlies zouden nemen en geen vervolgstortingen meer zouden doen.

Door de bank Emile Erlanger & Co. worden de zuidelijke staten overgehaald om de koers van de katoenlening te steunen om zo de uitstaande termijnen alsnog te incasseren.

Hoewel de bank ook zelf belang had bij het slagen van de emissie wist men de zuidelijke staten over te halen om de steunaankopen uit te voeren met hun deel van de al ontvangen stortingen. De bank kreeg toestemming om voor £1,500,000 aan steunaankopen te doen met het geld van de zuidelijke staten.

Volgens berichten is in mei 1863 al meer dan de helft van de uitgegeven obligaties weer teruggekocht namens de zuidelijke staten. Veel van deze obligaties zijn na het stoppen van de steunaankopen wel weer verkocht maar tegen prijzen van rond de 40% van de nominale waarde. Per saldo leverde deze actie voor de zuidelijke staten een verlies op van ruim £500,000.

Het einde van de Confederate States of America.

Na de aftrek van alle door de bank in rekening gebrachte kosten bedroeg de uiteindelijke opbrengst van deze katoenlening voor de zuidelijke staten circa £ 1,2 miljoen. Met dit geld werden in Engeland onder meer twee oorlogsschepen, wapens munitie en medicijnen gekocht. Aan de uitkomst van de oorlog zou dit echter niet veel meer veranderen.

Na de oorlog diende de Verenigde Staten een claim in bij Engeland voor de schade die was aangericht door de twee oorlogsschepen. Door een international tribunaal werd de door Engeland te betalen schade vastgesteld op $15,5 miljoen (£3,4 miljoen).

In 1864 wordt president Abraham Lincoln herkozen, tegenstanders die wel bereid waren een vredesakkoord te sluiten met de zuidelijke staten werden door hem verslagen. Op het slagveld bleef het slecht gaan voor de zuidelijke staten en op 9 april 1865 geven de zuidelijke troepen zich over en komt er een einde aan de Confederate States of America.

Enkele dagen later op 14 april 1865 wordt president Abraham Lincoln gedood door een aanhanger van de zuidelijke staten, John Wilkes Booth.

De Nederlandse interesse in de obligaties van de Confederate States.

Opmerkelijk is dat op een behoorlijk aantal obligaties van de zuidelijke staten Nederlandse belastingstempels staan ten teken van Nederlands eigendom. Dit heeft echter weinig te maken met steun aan de zuidelijke staten maar is het gevolg van het speculeren met deze stukken door Nederlandse beleggers. De meeste obligaties met Nederlandse belastingstempels hebben op de achterzijde ook nog een datumstempel van het Algemeen Beurs-comité voor Publieke Fondsen waaruit afgeleid kan worden wanneer de stukken zijn verworven.

Als de Engelse beleggers beseffen dat de zuidelijke staten de oorlog niet zullen winnen worden de door deze staten uitgegeven obligaties massaal gedumpt. De stukken worden door beleggers in Nederland voor bodemprijzen (1%-2%) opgekocht speculerend op een mogelijke regeling door de Verenigde Staten voor de schulden van de zuidelijke staten. Dit is ook een verklaring voor het grote aantal obligaties met een Nederlands belastingstempel.

De koers van de obligaties fluctueert nu op ieder gerucht over een dergelijke regeling. Door het lage koersniveau zijn de koersschommelingen relatief groot en daardoor interessant voor beleggers, speculanten en gelukzoekers.

De regeling komt er niet, in 1868 worden de schulden door het 14e amendement op de Amerikaanse grondwet onwettig en nietig verklaard, ook werd de erkenning en betaling van deze schulden verboden.

14th Amendment to the U.S. Constitution.

“But neither the United States nor any State shall assume or pay any debt or obligation incurred in aid of insurrection or rebellion against the United States, or any claim for the loss or emancipation of any slave; but all such debts, obligations and claims shall be held illegal and void.”

Dit 14e amendement maakte de door de Confederate States uitgegeven obligaties dus volstrekt waardeloos.

Een laatste poging om de obligaties te verzilveren.

In 1881 doen Engelse obligatiehouders nog een laatste poging om een compensatie te krijgen voor de obligaties. Hiervoor werd het ” Confederate States of America Bondholders Committee” opgericht. Tegen betaling van een vergoeding konden obligatiehouders zich aanmelden en hun stukken laten registreren. De aangemelde obligaties zijn voorzien van onderstaand stempel met de datum waarop het stuk is geregistreerd en de vergoeding is betaald. Het iniatief zou voor de Engelse obligatiehouders niets anders opleveren dan extra kosten.

De Confederate States obligaties als verzamelobjecten.

Hoewel de obligaties van de Confederate States dus geen echte waarde meer vertegenwoordigen zijn ze als verzamelobject wel interessant voor verzamelaars.

Er bestaan twee bekende naslagwerken over deze obligaties. In 1961 bracht Grover Criswell zijn catalogus “Confederate and Southern State Bonds” uit en in 1998 publiceerde Douglas Ball de catalogus “Comprehensive Catalog and History of Confederate Bonds”.

Bij onderstaande verzameling van obligaties met Nederlandse belastingstempels staat bij iedere obligatie een catalogusnummer dat verwijst naar deze naslagwerken.

Catalogus: Criswell 41, Ball 102.

Nominale waarde: $ 100.

Belastingzegel: Amsterdam.

Catalogus: Criswell 43a, Ball 111.

Nominale waarde: $ 100.

Belastingzegel: Rotterdam.

Catalogus: Criswell 51, Ball 37.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 53, Ball 43.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 55, Ball 49.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 57, Ball 55.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 58, Ball 58.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Doesburg.

Catalogus: Criswell 64, Ball 85.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 65, Ball 90.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 65, Ball 90.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Alkmaar.

Catalogus: Criswell 66, Ball 93.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Utrecht.

Catalogus: Criswell 68, Ball 104.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 70, Ball 113.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 72, Ball 120.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Zutphen.

Catalogus: Criswell 73, Ball 123.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Utrecht.

Catalogus: Criswell 74, Ball 127.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Amsterdam.

Catalogus: Criswell 75, Ball 134.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Amsterdam.

Catalogus: Criswell 81, Ball 47.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 83, Ball 53.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegels (2x): Amsterdam.

Catalogus: Criswell 89, Ball 79.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegel: Beesterzwaag.

Catalogus: Criswell 92, Ball 91.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegel: Amsterdam.

Catalogus: Criswell 92, Ball 91.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegels (2x): Rotterdam.

Catalogus: Criswell 93, Ball 95.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegels: Dokkum.

Catalogus: Criswell 93, Ball 95.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 94, Ball 101.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegels: Dordrecht.

Catalogus: Criswell 96, Ball 110.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegels: Amsterdam.

Catalogus: Criswell 99, Ball 121.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingstempels: Provincie Utrecht.

Catalogus: Criswell 99, Ball 121.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegels (2x): Zuidbroek.

Catalogus: Criswell 102, Ball 135.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegel: Meppel.

Catalogus: Criswell 102, Ball 135.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 124, Ball 192.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Amsterdam.

Catalogus: Criswell 124, Ball 192.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegels (3x): Rotterdam.

Catalogus: Criswell 124, Ball 192.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingzegel: Utrecht.

Catalogus: Criswell 124, Ball 192.

Nominale waarde: $ 500.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 125, Ball 200.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 125, Ball 201.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingstempel: Provincie Noord-Holland.

Catalogus: Criswell 125, Ball 201.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegel: Alkmaar.

Catalogus: Criswell 125, Ball 201.

Nominale waarde: $ 1000.

Belastingzegel: Rotterdam.