De Manhattan Company.

Deze bijdrage bevat achtergronden en verhalen bij het onderstaande aandeelbewijs van de Manhattan Company te New York. Het aandeel is uitgegeven in 1929 en staat op naam van de Nederlandsche Handel Maatschappij N.V.

De Manhattan Company.

De Manhattan Company wordt in 1799 opgericht met als doel de stad New York van schoon water te voorzien. De oprichting leidt tot een vete tussen twee vooraanstaande politieke tegenstanders, Alexander Hamilton en Aaron Burr.

In 1784 is Alexander Hamilton betrokken bij de oprichting van de Bank of New York en als eerste Amerikaanse Secretary of the Treasury (minister van Financiën) is hij in 1791 verantwoordelijk voor de oprichting van de eerste centrale bank van de Verenigde Staten, de First Bank of the United States.

Bij de oprichting van de Manhattan Company zijn alleen deze door Hamilton opgerichte banken in New York actief. Omdat de partij van Hamilton de meerderheid heeft in de senaat van de staat New York kan deze de vestiging van andere banken blokkeren.

De list van Aaron Burr.

In de door Aaron Burr aan de staat New York aangeleverde statuten van de Manhattan Company wordt het doel van de maatschappij omschreven als het leveren van schoon en zuiver water aan de stad New York. In 1798 is het inwonertal van de stad New York gestegen tot boven de 60.000. De stad wordt, als gevolg van het ontbreken van een deugdelijke watervoorziening, regelmatig getroffen door uitbraken van ziektes waarbij vele doden vallen.

Alexander Hamilton besluit na overleg met Aaron Burr om de oprichting van de Manhattan Company te steunen en aan zijn partijgenoten te vragen om dit ook te doen. Het algemene belang van schoon en vers water voor de inwoners van New York dient voorrang te krijgen boven eventuele partijpolitieke belangen.

Vlak voor de stemming over de statuten van de Manhattan Company wordt door Aaron Burr de definitieve versie van de statuten aangeleverd. In deze definitieve versie is door Aaron Burr een nieuwe bepaling toegevoegd. In de nieuwe bepaling wordt vastgesteld dat de Manhattan Company ieder surplus aan kapitaal dat niet nodig is voor het waterbedrijf mag gebruiken om iedere andere bedrijfsactiviteit uit te voeren. Voor zover deze bedrijfsactiviteit natuurlijk niet in strijd is met de wetten van het land of de staat New York.

Door Alexander Hamilton en zijn partijgenoten wordt de nieuwe bepaling kennelijk niet opgemerkt. De statuten van de Manhattan Company worden daarom met steun van Alexander Hamilton en zijn partijgenoten op 2 april 1799 goedgekeurd.

De Manhattan Company wordt opgericht met een kapitaal van 2 miljoen dollar, hiervan wordt $ 100.000 bestemd voor de aanleg van het waterleidingnet. Met het surplus aan kapitaal van 1,9 miljoen dollar wordt in september 1799 de Bank of the Manhattan Company geopend.

Met de opening van de Bank of the Manhattan Company kreeg Aaron Burr wat hij wilde, een Republikeinse bank die de strijd kon aangaan met de Federalist Bank of New York van Alexander Hamilton.

De ruzie tussen Alexander Hamilton en Aaron Burr.

Tussen Alexander Hamilton en Aaron Burr zou het na de oprichting van de Manhattan Company nooit meer goedkomen. Alexander Hamilton liet zich niet alleen in interviews steeds negatief uit over Aaron Burr, hij deed er ook alles aan om Burr’s politieke loopbaan te frustreren.

Aaron Burr doet in 1800 mee aan de Amerikaanse presidentsverkiezingen waarin hij evenveel kiesmannen wint in het Kiescollege als Thomas Jefferson. In een dergelijke situatie is het aan het Huis van Afgevaardigden om de president te kiezen. Het was Alexander Hamilton die er, als lid van het Huis van Afgevaardigden, voor zorgde dat Thomas Jefferson president van de Verenigde Staten werd en niet Aaron Burr, die wel werd benoemd tot Vicepresident.

In 1804 doet Aaron Burr mee aan de verkeizingen voor gouverneur van New York. Alexander Hamilton doet er weer alles aan om Aaron Burr te dwarsbomen en met succes want Aaron Burr wint niet.

Als Aaron Burr hoort dat Alexander Hamilton hem tijdens de verkiezingen heeft beschuldigd van incest met zijn dochter daagt hij Alexander Hamilton uit voor een duel. Hoewel duelleren inmiddels verboden is, vind het duel toch plaats. In het duel raakt Alexander Hamilton gewond en de volgende dag zal hij aan zijn verwondingen overlijden. Dit duel betekende ook het einde van de politieke loopbaan van Aaron Burr al werd hij nooit vervolgd voor de dood van Alexander Hamilton.

In 1807 werd Aaron Burr wel aangeklaagd wegens verraad omdat hij van plan zou zijn een eigen staat te beginnen op Amerikaanse bodem met hem als keizer. Aaron Burr werd uiteindelijk vrijgesproken omdat het wettelijk vereiste bewijs voor verraad niet geleverd kon worden.

De Bank of the Manhattan Company.

De Bank of the Manhattan Company is vanaf het begin zeer succesvol en slaagt er in om ook door overnames uit te groeien tot een belangrijke speler op de Amerikaanse markt.

In 1955 fuseren the Chase National Bank en de Bank of the Manhattan Company tot de Chase Manhattan Bank. In 1969 wordt de naam gewijzigd in de Chase Manhattan Corporation, een holding company. Wettelijke voorschriften maakten het noodzakelijk om een scheiding aan brengen tussen bankzaken en andere zaken die niet door een bank uitgevoerd mogen worden.

Door een fusie met de Chemical Banking Corporation wordt de Chase Manhattan Corporation in 1996 de grootste bank van de Verenigde Staten. Na een fusie van de Chase Manhattan Corporation met de investeringsbank J.P. Morgan gaat de bank verder als J.P. Morgan Chase & Co.

De Manhattan Company en de watervoorziening van New York.

Het belangrijkste motief voor de oprichters van de Manhattan Company was de mogelijkheid om zo, via een list, een bank te kunnen opzetten in New York.

Volgens de statuten is de Manhattan Company echter een waterbedrijf met als taak het leveren van schoon water aan de inwoners van New York. Deze taak moest dan ook worden uitgevoerd om aan de statuten te voldoen en de inmiddels gestarte Bank van de Manhattan Company te legitimeren.

Bij de oprichting in 1799 was bepaald dat de Manhattan Company het eeuwig durende recht zou krijgen om water aan de stad New York te leveren indien men er in zou slagen om binnen 10 jaar de stad te voorzien van schoon drinkwater.

Door de Manhattan Company werd in New York een waternetwerk aangelegd met een lengte van rond de 40 km (25 mijl). Het netwerk bestond vooral uit uitgeholde boomstammen en was zeer storingsgevoelig. Om kosten te besparen werd er voor gekozen om het water uit nabij gelegen bronnen te halen die echter wel gelegen waren in gebieden met vervuild water.

Ondanks deze gebreken werd in 1808 de vergunning van de Manhattan Company om water te leveren aan de stad New York aangepast en verlengd. De aangepaste vergunning werd verleend voor een periode van 30 jaar met daarin vastgelegd het recht van de stad New York om het waterbedrijf over te nemen van de Manhattan Company.

De Croton Water Main.

Terwijl de bevolking van New York blijft toenemen en in 1830 stijgt tot 200.000, nemen ook de problemen door het ontbreken van een goede watervoorziening toe. In 1832 wordt de stad New York getroffen door een cholera epidemie waarbij naar schatting 2500 mensen overlijden. Ook wordt de stad getroffen door een aantal grote branden door een gebrek aan bluswater. In 1835 worden in een brand meer dan 700 huizen verwoest omdat er geen bluswater beschikbaar was onder andere door bevroren waterleidingen.

Om New York te voorzien van een goede watervoorziening werd in 1837 besloten de stad te voorzien met water uit de Croton rivier. Deze rivier is gelegen in onherbergzaam en onbewoond gebied en daardoor een bron van schoon water.

Het is voor die tijd een groot project waarbij naast de aanleg van een dam en een groot stuwmeer het water ook nog eens ongeveer 60 km getransporteerd moest worden om via een aquaduct het eiland Manhattan en New York te bereiken. In 1842 is het project gereed en stroomt het eerste water naar New York.

De bevolking van New York blijft groeien en dus ook de vraag naar water. Om aan deze vraag te kunnen blijven voldoen is verdere uitbreiding van het watersysteem nodig. In 1871 worden door de bankiershuizen Hope & Co., Ketwich & Vroombergh en Weduwe Willem Borski in Nederland certificaten aangeboden van een door de stad New York uitgegeven lening. Deze lening met een rente van 7% is uitgegeven voor de Croton Water Main Stock en heeft een looptijd van 30 jaar die afloopt in november 1900.

1871 Certificaat van een lening aan de stad New York (Croton Water Main Stock.)

De Nederlandsche Handel Maatschappij N.V.

Het aandeel van de Manhattan Company staat op naam van de Nederlandsche Handel Maatschappij N.V. (NHM). Deze maatschappij werd op 9 maart 1824 opgericht door koning Willem I. De koning werd grootaandeelhouder van de maatschappij en was ook nauw betrokken bij de bedrijfsvoering.

Het doel van de NHM was de bevordering van handel, scheepvaart, scheepsbouw, visserij, landbouw en het fabriekswezen. Na de ondergang van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en de Westindische Compagnie (WIC) aan het einde van de 18e eeuw gevolgd door de Franse bezetting van 1795 tot 1813 stond de Nederlandse economie er niet goed voor. Veel scheepswerven waren gesloten na het wegvallen van de opdrachten van de VOC en de WIC. Ook bleef de ontwikkeling van de industrie in Nederland achter en was de handel met de koloniën sterk teruggelopen.

De NHM zou zich vooral richten op Nederlands-Indië waar het eigenaar was van een aantal cultuurmaatschappijen en na de invoering van het cultuurstelsel ook de belastingen in natura inde. De NHM kreeg van koning Willem I ook het lucratieve monopolie op de invoer van opium. De textielindustrie in Nederland werd gesteund door de uitvoer van katoenen stoffen naar Nederlands-Indië. Ook stelde de NHM als voorwaarde dat voor het vervoer gebruik werd gemaakt van in Nederland gebouwde schepen.

Onderstaand een certificaat voor aandelen in de Nederlandsche Handel Maatschappij, groot twee honderd vijtig gulden, uitgegeven in 1935.

Certificaat voor aandelen in de Nederlandsche Handel Maatschappij.

Later zou de NHM zich steeds meer gaan toeleggen op het verrichten van bankactiviteiten en verdween de handelsbevordering naar de achtergrond. In 1949 wordt de kolonie Nederlands-Indië onafhankelijk en richt de NHM zich nog meer op de bankzaken.

Door een fusie van de Nederlandsche Handel Maatschappij met de Twentsche Bank ontstaat in 1964 de Algemene Bank Nederland (ABN).

Onderstaande recepissen (specimen), gedateerd 24 juli 1964, geven recht op één of tien aandelen in de Nederlandsche Handel Maatschappij. Op de recepissen is al aangegeven dat de naam van het bedrijf binnenkort gewijzigd wordt in Algemene Bank Nederland N.V.

Recepis voor één gewoon aandeel met aankondiging van aanstaande naamswijziging in Algemene Bank Nederland N.V.
Recepis voor tien gewone aandelen met aankondiging van aanstaande naamswijziging in Algemene Bank Nederland N.V.

In 1964 vindt ook een fusie plaats tussen de Amsterdamsche Bank en de Rotterdamsche Bank die verder gaan als AMRO Bank N.V. Hierna fuseren in 1991 de Algemene Bank Nederland en de Amro Bank en gaan verder als ABN AMRO Bank N.V.

De belastingstempels.

Wat opvalt aan het aandeel van de Manhattan Company is het verschil tussen de datum van uitgifte, 3 december 1929, en het jaar (1940) waarin de belasting is betaald.

De belastingstempels uit 1940.

Op basis van de Zegelwet van 1917 waren Nederlandse ingezetenen, natuurlijke personen en rechtspersonen, belasting verschuldigd bij de invoer van buitenlandse effecten. Door de buitenlandse effecten niet in te voeren en in het buitenland te bewaren werd het betalen van deze belasting vermeden. De Nederlandsche Handel Maatschappij gebruikt hier ook deze strategie.

Dat er in 1940 toch belasting is betaald heeft alles te maken met de Duitse bezetting van Nederland. In mei 1940 werd Nederland aangevallen, verslagen en bezet door het Duitsland van Adolf Hitler.

Door de Duitse bezetters werden al snel de Deviezenverordening en de Verordening betreffende de behandeling van vijandelijk vermogen ingevoerd. Met de Deviezenverordening werd de verplichting ingevoerd om goud, edele metalen, buitenlandse betaalmiddelen en buitenlandse geldswaardige papieren aan te melden bij de Nederlandsche Bank. Men was verplicht deze goederen op verzoek aan de Nederlandsche Bank te verkopen en over te dragen.

In de Verordening betreffende de behandeling van vijandelijk vermogen worden de volgende staten als vijandelijk aangemerkt:

  • Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland met de overzeese
    bezittingen, koloniën, protectoraten en mandaatgebieden, evenals de dominions Canada, Australische Bond, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrikaanse Unie met hun mandaatgebieden;
  • Frankrijk met inbegrip van zijn bezittingen, koloniën, protectoraten en mandaatgebieden;
  • Egypte, Soedan, Irak, Monaco en hun gebiedsonderdelen en overige publiekrechtelijke instellingen.

In 1940 worden de Verenigde Staten van Amerika door het Duitsland van Adolf Hitler niet aangemerkt als vijandelijke staat en wordt dus het aandeel in de Manhattan Company ook niet gezien als vijandelijk vermogen.

De datum van uitgifte op het aandeelbewijs.

Door de Manhattan Company wordt in september 1929 besloten de structuur van de maatschappij te wijzigen. Door de bijzondere clausule in de goedkeuringswet van 1799 kan de (water-)maatschappij actief zijn als bank onder de naam Bank of the Manhattan Company. Als bank en lid van de Federal Reserve dient de bank zich te houden aan de voor banken opgestelde regels. Door deze regels wordt de in de bijzondere clausule van de goedkeuringswet van 1799 toegekende vrijheid tot het mogen uitoefenen van alle binnen de wet toegestane bedrijfsactiviteiten beperkt.

Er wordt daarom besloten om de bankactiviteiten onder te brengen in een aparte vennootschap, de Bank of Manhattan Trust Company. De Manhattan Company blijft eigenaar van alle aandelen en wordt dus een soort holding company met alle bij de oprichting in 1799 vastgelegde vrijheden. De Manhattan Company is verder ook houder van alle aandelen in de International Acceptance Bank en de International Manhattan Company.

Door de directie wordt tevens besloten om de bestaande aandelen van nominaal $ 100 te splitsen in vijf aandelen van nominaal $ 20. De aandeelhouders kregen ook het recht om per 6 aandelen in te schrijven op een nieuw aandeel van $ 20. Hierdoor werd het nominale kapitaal van de Manhattan Company verhoogd van $ 22.250.000 naar $ 26.000.000.

In oktober 1929 wordt besloten om nog eens 700.000 aandelen uit te geven waardoor het nominale kapitaal toenam tot $ 40.000.000. Deze aandelen werden gebruikt om door middel van aandelenruil de New York Title and Mortgage Company over te nemen. Begin november 1929 worden de voorstellen van de directie tot kapitaalverhoging en omvorming van de Manhattan Company tot een holding company door de aandeelhouders goedgekeurd.

Het aandeelbewijs in bezit van de Nederlandsche Handel Maatschappij is uitgegeven op 3 december 1929. De uitgifte van het aandeelbewijs kan dus voortvloeien uit de aandelenruil met de New York Title and Mortgage Company of uit de splitsing van de aandelen in stukken van 20 dollar.

De intrekking van het aandeel.

Na de door de Duitse bezetters verplichte aanmelding van het aandeelbewijs in 1940 blijft het stuk in bezit van de Nederlandsche Handel Maatschappij tot het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945. Na het herstel van de internationale handelsbetrekkingen wordt op 11 oktober 1946 door de Nederlandsche Handel Maatschappij opdracht gegeven om het aandeelbewijs over te schrijven op naam van de nieuwe eigenaren. Het aandeelbewijs wordt na overschrijving op 15 oktober 1946 ongeldig gemaakt door middel van de perforatie “CANCELLED 101546”.